producten

2.3 VOORPANEEL De bedieningselementen op het voorpaneel bestaan uit een POWER-schakelaar, een RESET-knop en een MARGIN-schakelaar of -jumper. De functie en werking van de POWER- en RESET-bedieningselementen worden elders in deze handleiding besproken. De MARGIN-schakelaar of pinjumper is een diagnostisch hulpmiddel voor het testen/onderhouden van de voeding en moet te allen tijde in de NOM-stand blijven staan. Het voorpaneel bevat indicatoren die de prestaties van de module bewaken en dienen als hulpmiddel bij het isoleren van fouten. De indicatoren bestaan uit lichtgevende diodes (LED's) en een alfanumeriek display met 3 cijfers. De LED-indicatoren linksonder op het voorpaneel geven een indicatie van de status van de voeding en een indicator rechts in het midden van het paneel licht op als een ventilatormodule defect raakt. LED's op elk van de printplaten worden in combinatie met het alfanumerieke display gebruikt om storingen op de printplaten te isoleren. Meer informatie over het gebruik van de module-indicatoren vindt u in hoofdstuk 3 van deze handleiding. 2.4 ACHTERPANEEL Het achterpaneel bevat de voedingskabel van het I/O-bordchassis, een 100-pins backplane breakout-bord en een aardingsaansluiting. Zoals weergegeven in Tabellen 2-2 en 2-3, zijn de I/O-borden in het chassis geïnstalleerd in de sleuf die overeenkomt met het betreffende bord dat aan de voorkant van de module is geïnstalleerd. Alle communicatie met het LCN of de Data Hiway verloopt via de I/O-borden. De coaxkabels die naar de borden lopen, zijn verbonden met een T-connector, waarbij de uitgangszijde van de T-connector naar het volgende bord gaat (of naar een afsluitende belasting op het laatste T-stuk in een serie). De coaxconnectoren van het I/O-bord zijn gemarkeerd met A en B; zorg ervoor dat kabel A wordt aangesloten op connector A en kabel B op connector B. Lintkabels worden gebruikt voor aansluiting op onderdelen zoals de Winchester-schijfmodule. Andere connectoren, bijvoorbeeld RS-232C of RS-449 op de computergateway, worden ook gebruikt. 2.5 VELDAANPASSINGEN Er zijn geen veldaanpassingen voor de module nodig. De LCN I/O-kaart (CLCN A/B voor CE-conform) heeft echter een module-adresjumperpakket dat moet worden gekarakteriseerd voor het specifieke knooppuntadres dat deze op de LCN inneemt. Raadpleeg subsectie 8.1 van de LCN System Installation Manual voor systeempinning. 2.6 EPDGP I/O-BORDPINNING De EPDGP I/O-kaart heeft, indien aanwezig, pinningopties om de standaardachtergrondkleur voor de CRT in te stellen als er geen palet is ingesteld in een schema (Set Palette is een nieuwe opdracht in Release 320). Meer informatie over de opdracht Set Palette vindt u in de Picture Editor Reference Manual in de map Implementation/Engineering Operations - 2. De EPDGP heeft ook een configuratieoptie die kan worden ingesteld voor het toetsenbord van de engineer of het toetsenbord van de supervisor. (Als beide toetsenborden zijn geïnstalleerd, is de EPDGP ingesteld voor het toetsenbord van de supervisor en is het toetsenbord van de engineer aangesloten op het toetsenbord van de supervisor.) Afbeelding 2-6 toont de opties voor het toetsenbord en de CRT-achtergrond voor de EPDGP I/O.