producten

Tussen elk I/O-connectorpaar zijn drie faston-connectoren beschikbaar (in vijf groepen) om de I/O-moduleparen van stroom te voorzien. De faston-connectoren zijn als volgt gemarkeerd: • Tx-1 (aangesloten op d32 en z32 van de I/O-connector, links en rechts) • Tx-2 (aangesloten op d30 en z30 van de I/O-connectoren, rackpositie 1 tot en met 10) • Tx-3 (aangesloten op d6 en z6 van de I/O-connector, links en rechts). De Tx-2-pinnen worden gebruikt voor de gemeenschappelijke 0 Vdc en zijn allemaal met elkaar verbonden op de I/O-backplane. Elke faston-pin kan 10 A verwerken. Als een module in het rack 24 Vdc interne voeding nodig heeft (op pin d8 en z8), moet de interne voeding van 24 Vdc worden aangesloten via twee faston-connectoren: • T11-3: 24 Vdc, en • T11-2: gemeenschappelijke 0 Vdc. De watchdog (WDG), 5 Vdc en aarde (GND) zijn via connector CN11 verbonden met de I/O-backplane (zie Afbeelding 3 en Afbeelding 4). Watchdog-scheiding is mogelijk door jumpers WD1 tot en met WD3 te verwijderen en een 5 Vdc- of watchdog-signaal aan te sluiten op de onderste pin van de jumper. Jumper WD1 is de watchdog voor de modules in rackposities 1 tot en met 3 (groep van drie). Jumper WD2 is de watchdog voor de modules in rackposities 4 tot en met 6 (groep van drie). Jumper WD3 is de watchdog voor de modules in rackposities 7 tot en met 10 (groep van vier). De I/O-backplane wordt geleverd met twee faston-aardaansluitingen (T0 en T11-1). Deze aardaansluitingen moeten met korte draden (2,5 mm², AWG 14) worden aangesloten op het I/O-rackframe, bijvoorbeeld rechtstreeks op de dichtstbijzijnde bout op het 19-inch I/O-rack.